RKD Netherland Institute for art History
Tegenwoordig wil de Rijdende Rechter nog wel eens langskomen om een burenruzie te beslechten. Meestal gaat het om een onnozel conflict waarvan de toeschouwer zich afvraagt of de ruziemakers nu werkelijk niet zelf bij machte zijn om tot een redelijke oplossing te komen.
Ook in zestiende-eeuws Leiden werd er geruzied over ogenschijnlijke onbenulligheden. Zo heeft beeldenbakker Faes Aerntsz op 1 februari 1546 er schoon genoeg van dat door een lekkage bij zijn buurman, de schrijnwerker Geryt Splintersz, modder en 'ander vuylichheyt' door zijn huis loopt, met alle gevolgen van dien. Faes doet zijn beklag bij de schepenbank. Hij eist, mits hij in het gelijk wordt gesteld, dat zijn buurman Geryt ofwel de lekkende goot zelf repareert of ter zake kundige 'werckluyden' inhuurt om de reparatie te laten uitvoeren.
Blijft Geryt in gebreke, dan eist Faes dat zijn buurman hem een schadevergoeding betaalt van 25 Karolus guldens plus de kosten voor het aanhangig maken van de zaak. Geryt, die kennelijk weinig ter verdediging van zijn lakse handelen weet in te brengen, kiest eieren voor zijn geld. Hij komt met Faes overeen dat op 8 februari twee of vier werklui worden ingehuurd om het euvel te verhelpen. De Rijdende Rechter had bij een zestiende-eeuwse burenruzie niet misstaan.