RKD Netherland Institute for art History
'Met zuinigheid en vlijt bouwt men sacramentshuizen als kastelen', zo heeft Ghys Bruyn, kerkmeester van het bij Leiden gelegen Katwijk, misschien wel stilletjes gedacht. Meester Jaquet, beeldsnijder uit Antwerpen, zou het woordgrapje weinig plezant hebben gevonden. Zoveel is zeker.
Op 26 januari 1520 doet hij zijn beklag bij de schepenbank in Leiden. Immers, in het met de Katwijkse kerkmeester afgesloten contract was bepaald dat indien er sprake zou zijn van 'over werck' aan het sacramentshuis, er meeruren in rekening konden worden gebracht. Naar nu blijkt, geeft kerkmeester Bruyn ineens niet thuis. Wat had hij zich wijs gemaakt? Ik kom hier wel mee weg bij meester Jaquet uit het verre Antwerpen?
Daar had hij zich dan lelijk in vergist. Ghys Bruyn, zo wordt bepaald, dient of de afspraken in het contract na te komen of meester Jaquet honderd Rijnsgulden en de kosten voor het aanhangig maken van de zaak te betalen. Behalve de kerkmeester worden ook beeldsnijder Jan van Dam, Cornelis inden Hoeren en Phillips Oliviersz aangeklaagd 'omme tychnisse inde voorseyde sake te geven'. Weigeren zij te getuigen, dan dienen zij elk vijftig Rijnsgulden te betalen. Het lachen zal kerkmeester Bruyn uit Katwijk snel zijn vergaan.