RKD Netherland Institute for art History
Julius de Geest (1638/1639-1699) werd geboren in Leeuwarden en begon zijn carrière in het atelier van zijn beroemde vader, Wybrand de Geest (1592-1672). Nadat die hem de eerste beginselen van de schilderkunst had bijgebracht, ging hij in de leer bij Erasmus Quellinus (1607-1678) in Antwerpen. Vervolgens was hij enige tijd werkzaam in het atelier van Johannes Mijtens (ca. 1614-1670), waar hij zich het elegante karakter van de Haagse portretkunst eigen maakte. Net als kunstenaars in de hofstad, schilderde De Geest tengere figuren met smalle handen en lange, spitse vingers. Doorgaans zijn die staand afgebeeld tot de knieën, tegen een draperie of balustrade met een doorkijk naar een landschap. Toch zal het werk van De Geest, ondanks deze overeenkomsten, niet snel worden verward met dat van grote Haagse meesters als Baen, Hanneman, Mijtens of Netscher, noch met dat van zijn vader wiens schildertalent Julius helaas niet heeft geërfd.
Op basis van een visuele analyse kon Kaya zestien schilderijen van de lijst van Abraham Wassenbergh afschrijven. De toeschrijving van twee van die schilderijen, de portretten van Jarich van Ockinga en Barbara van Camstra, zijn jaren geleden al verworpen door het Fries Museum. Het portret van Pieter Edzard van Harinxma thoe Slooten kan niet door De Geest geschilderd zijn, omdat het volgens het opschrift pas een aantal jaar na zijn overlijden werd vervaardigd. Het portret van Pieter Edzards vader Ernst en diens zus Tieth zijn, anders dan Wassenbergh dacht, ook niet van De Geest. Op het portret van Tieth staat namelijk de signatuur Johannes Heijmans (ca. 1640-1680). Haar portret en het pendant van haar broer Ernst kunnen daarom aan die schilder worden toegeschreven.
Daartegenover staat dat er de afgelopen decennia schilderijen zijn opgedoken die aan Wassenberghs lijst kunnen worden toegevoegd, omdat zij door De Geest zijn gesigneerd. Het gaat om Portret van een man met een schedel in de hand, Familieportret van Alexander Stewart (?-1704), zijn vrouw Anne Hamilton (1658-1722) en hun kinderen, Visstilleven met schol, een krab en een steur en Portret van Tjalling Goffe van Camstra (?-1725). Het niet gesigneerde portret van Tjallings jonggestorven zusje Suzanna Maria, werd door het Fries Museum in 1951 ook als van de hand van De Geest herkend. Op basis van haar onderzoek heeft Kaya geconcludeerd dat het oeuvre van De Geest – voor zover bekend – nu uit elf schilderijen bestaat, waarvan negen portretten, één stilleven en één historiestuk. Van het merendeel van de schilderijen is de opdrachtgever bekend. De Geest blijkt, net als zijn vader, vooral voor de Friese adel te hebben gewerkt.
Kaya Verkooijen studeert Kunstgeschiedenis aan de Universiteit Utrecht en schrijft haar masterscriptie over een familieportret van de onbekende Leidse bloemschilder Jan Mortel. Ze liep drie maanden stage op het RKD en deed hier onderzoek naar zeventiende-eeuwse Friese portretschilders en het oeuvre van Julius de Geest.