Johannes Hendricus de Bois
Hoewel zijn naam niet direct bij iedereen een belletje zal doen rinkelen, was kunsthandelaar, journalist en uitgever Johannes Henricus de Bois (1878-1946) een prominente figuur in het Nederlandse culturele leven in de eerste helft van de twintigste eeuw. In zijn bloeiende kunstzaal in Haarlem introduceerde hij het werk van internationaal vooruitstrevende kunstenaars en als uitgever had hij een goede neus voor literaire kwaliteit. Het RKD bewaart zijn archief, dat vooral kopieboeken van zijn uitgebreide zakelijke correspondentie bevat, naast knipselboeken, een manuscript en een enkele foto.
Beginjaren in de kunsthandel
Na een aantal leerjaren in de journalistiek werd de twintigjarige De Bois in 1898 aangenomen bij de Amsterdamse kunsthandel E.J. van Wisselingh & Co. Niet lang daarna verwierf hij een baan bij kunsthandel C.M. van Gogh in dezelfde stad, waar hij de kneepjes van het kunsthandelaarsmetier nog verder verfijnde. Van 1906 tot 1911 was hij aangesteld als bedrijfsleider van het filiaal aan de Haagse Kneuterdijk. De Bois ging hierna samenwerken met A.T.A. Artz en vormde met hem de firma Artz en De Bois. Aanvankelijk handelde hij veel in werk van Van Gogh, maar gaandeweg legde hij zich vooral toe op de schilderijen en tekeningen van de Franse symbolistische kunstenaar Odilon Redon, wiens werk in Nederland nog vrijwel onbekend was. Na verkoopsuccessen in de Verenigde Staten was de tijd rijp voor een eigen kunsthandel in Haarlem.
Eigen kunstzaak in Haarlem
Als inmiddels ervaren kunsthandelaar specialiseerde De Bois zich in moderne kunst uit Nederland en het buitenland, met een bijzondere voorkeur voor grafiek. Hij deed veel zaken met internationale collectioneurs en introduceerde door zijn exposities het werk van onder anderen Wassily Kandinsky, Oskar Kokoschka, Gustav Klimt en James Ensor bij het grote publiek. Zijn uitgebreide zakelijke correspondentie vindt zijn weerslag in een aantal lijvige kopieboeken met doorslagen van uitgaande brieven, die bij het RKD berusten. Hoewel het handschrift door de vervloeiende inkt soms moeilijk leesbaar is, geven de boeken een fraaie inzage in de clientèle van De Bois en een overzicht van alle door hem verkochte werken.
Uitgever en schrijver
Johannes Henricus de Bois was ook actief als uitgever, bijvoorbeeld van grafiek in beperkte oplage. Daarnaast gaf hij een serie uit onder de titel Haarlemsche Kunstboekjes. Vanaf 1918 verscheen het Tweemaandelijksch Bulletin waarin hij berichten uit de actuele kunstwereld combineerde met aanbiedingslijsten van zijn kunsthandel. Ook schreef hij vanaf zijn intrede in de kunstwereld al kunstkronieken en beschouwingen in bekende landelijke bladen als De Telegraaf, De Javabode en het Haarlem's Dagblad. In 1918 gaf hij de verhalenbundel Dichtertje. De uitvreter. Titaantjes uit, een literair werk dat lang geen uitgever vond, maar bij De Bois in de smaak viel. Een tijdlang bleef de naam van de schrijver (J.H.F. Grönloh) die als Nescio naam zou maken geheim, zodat het gerucht de ronde ging doen dat De Bois zelf de verhalen had geschreven. Pas zo'n tien jaar later zagen uitgever en schrijver zich genoodzaakt de werkelijke auteursnaam te onthullen, om een einde te maken aan alle speculaties. Ook als kunstcriticus liet De Bois zich niet onbetuigd, alleen al voor het Haarlem’s Dagblad schreef hij meer dan tweehonderd kritieken in de rubriek ‘Van kunst en kunstenaars’.
Na de Eerste Wereldoorlog
In de jaren twintig organiseerde De Bois tal van tentoonstellingen rondom nationale en internationale kunstenaars van naam. Niet alleen het oeuvre van de Belgische symbolistische kunstenaar William Degouve de Nuncques (1867-1935) had zijn bijzondere interesse, ook met de kunstenaar persoonlijk kon hij het goed vinden, zoals uit correspondentie en visites blijkt. Ook de nog jonge expressionistische kunstenaar Herman Kruyder (1888-1935) rekende hij tot zijn protegés. De kunstenaar tekende een portret van de kunsthandelaar op wie hij zeer gesteld was en die zich inzette voor zijn loopbaan. Tot zijn kennissenkring behoorde ook de Nederlandse kunstenaar Toon Kelder (1894-1973) die een karikatuur van hem tekende. Na 1925 kwam de klad in de kunsthandel door de naderende economische recessie. Hij zag zich genoodzaakt een deel van zijn voorraad te verkopen, hoewel hij tentoonstellingen bleef organiseren. Na de Tweede Wereldoorlog was het elan van de vroegere kunsthandel verdwenen. In 1946 overleed hij in zijn zaak aan de Kruisweg in Haarlem. Daarmee kwam een einde aan een leven dat in dienst had gestaan van de liefde voor moderne kunst, die op heel diverse wijzen door De Bois was beleden en vormgegeven. Zijn archief getuigt nog van een werkzaam en succesrijk leven.