Archief H.G. Luitwieler en N. Pappenheim-Luitwieler
In 2018 werden de twee restauratiearchieven van Hendrik Gerardus Luitwieler (1876-1953) en Nettie Pappenheim-Luitwieler (1913-1979) geschonken aan het RKD. De archieven bevatten veel informatie over het restauratievak. In dit artikel komt de schenker aan het woord, voorafgegaan door een inleiding door Sytske Weidema, conservator bij het RKD.
Kijk op acquisitie
Inleiding:
restauratorenarchieven bij het RKD
Door Sytske Weidema
Het RKD beheert een groot aantal restauratorenarchieven. Deze archieven komen uit de nalatenschappen van vooraanstaande restauratoren zoals A.M. de Wild, H.P.F.J.M. Hermesdorf en J. Van der Veken. Het betreft duizenden documenten over restauraties en technische onderzoeken. Denk hierbij aan rapporten, foto’s (bijvoorbeeld van kunstwerken vóór, tijdens en na de behandeling), dia’s, ruwe data, brieven, röntgenfilms, enzovoorts.
De Wild, een pionier op het gebied van de meer wetenschappelijke benadering van het restaureren, legde de basis voor moderne restauratietechnieken en zijn archief, dat in 1970 door het RKD werd aangekocht, markeert het begin van de verzameling restauratorenarchieven bij het RKD. Het De Wild-archief, dat verschillende keren werd aangevuld, bevat correspondentie, technische rapporten en fotografische documentatie. Het archief van Hermesdorf, om een voorbeeld te noemen, werd verworven na 2001 en bevat eveneens gedetailleerde documentatie over de behandeling van kunstwerken en van technische onderzoeken, en dit geldt voor vrijwel al deze archieven.
Daarnaast is het RKD ook de beheerder van belangrijke technische documentatie, zoals te vinden is in het archief van het Rembrandt Research Project, en van de resultaten van infraroodreflectografie, aanwezig in de archieven van (infraroodreflectografie-pionier) prof. dr. J.R.J. van Asperen de Boer, prof. M. Faries en dr. M. Ainsworth. Deze technische documentatie wordt zowel analoog als digitaal ontsloten.
De restauratorenarchieven zijn belangrijk voor bijvoorbeeld kunsthistorici die de materiële geschiedenis van een kunstwerk willen bestuderen, en voor restauratoren die inzicht willen krijgen in aangebrachte veranderingen in de voorstelling op het schilderij. Zij worden des te waardevoller door de combinatie met de collecties persdocumentatie, met vele krantenknipsels over restauraties, en beelddocumentatie van het RKD, die onder miljoenen afbeeldingen van kunstwerken ook vele oude reproducties van schilderijen bevat, waarin in sommige gevallen een oude, niet meer bestaande toestand van een schilderij is vastgelegd.
De schenking van een archief
Door A.M. Roorda Boersma-Pappenheim
Als restaurator van schilderijen en eigenaar van beide archieven vond ik het van belang de restauratiearchieven van mijn oudoom Hendrikus Gerardus Luitwieler en mijn moeder Nettie Pappenheim-Luitwieler aan het RKD te schenken. Bij het RKD kunnen de archieven blijvend door professionals en geïnteresseerden worden geraadpleegd en bestudeerd. Ik hoop met deze schenking vooral de geschiedenis van het restauratievak in Nederland bij jongere generaties restauratoren onder de aandacht te brengen. Het is dankzij de grote kennis van materialen van onze voorgangers en hun terughoudendheid bij het ingrijpen dat veel schilderijen in zo’n goede staat bewaard zijn gebleven. Destijds waren de onderzoekstechnieken niet zo uitgebreid als vandaag de dag, maar de middelen die er waren werden met zorg toegepast en uitgebreid gedocumenteerd. Daarnaast heb ik ook een persoonlijke reden voor deze schenking: mijn oudoom en moeder verdienen het deze aandacht te krijgen.
Restauratieatelier in Rotterdam
Mijn oudoom Hendrik Gerardus Luitwieler werd in 1876 te Vlissingen geboren. Net als zijn vader begon hij zijn loopbaan als huisschilder. Tegelijkertijd volgde hij in de avond lessen aan de Academie in Rotterdam en haalde hij een acte in tekenen op de Academie van Vlissingen in 1903. In die tijd was een huisschilder ook decoratieschilder. Luitwieler vervaardigde bijvoorbeeld in 1902-1903 samen met de schilder W.A. Fabri wandschilderingen in het trappenhuis van Paleis het Loo: een kopie van een achttiende-eeuws behangsel dat verouderd was.
In 1906 startte hij zijn restauratieatelier in Rotterdam. Opdrachtgevers waren onder andere de Rotterdamse verzamelaars W. van der Vorm en D.G. van Beuningen, en plaatselijke musea waaronder het Maritiem Museum Prins Hendrik en het Historisch Museum. Met Museum Boymans (tegenwoordig Museum Boijmans Van Beuningen), dat zelf geen restaurator in dienst had, had het atelier een langdurige samenwerking. Behandelingen bestonden onder andere uit de toen gebruikelijke was-harsbedoeking, het ‘opfrissen’ van het vernisoppervlak van schilderijen en kleine restauraties aan lijsten. Het verwijderen van de hele vernislaag gebeurde nog niet veel: men accepteerde het wat gele ‘patin’ van schilderijen. Belangrijke opdrachten waren de restauratie van Marskramer van Jeroen Bosch in 1931 en van de Vermeer-vervalsing De Emmaüsgangers van Han van Meegeren in 1937, waarbij mijn moeder, toen in de leer bij haar oom, assisteerde. Later werd Luitwieler nauw bij het juridisch proces tegen Van Meegeren betrokken. Hij had de restauratie van het schilderij, net als die van vele andere, nauwkeurig in schriftjes en fotoalbums vastgelegd. Deze zijn nu ter inzage in het RKD.
In zijn huis met groot atelier aan de Esschenweg 25 in Rotterdam leidde hij ook mijn moeder, Nettie Luitwieler, op in het vak. Zij trok in 1929 met haar ouders bij Luitwieler in en bleef haar hele leven werkzaam in het atelier. Zij nam na het overlijden van H.G. Luitwieler in 1953 het gehele atelier over en zette ook de samenwerking met Museum Boijmans Van Beuningen voort. Naast de schilderijen van de afdeling oude kunst werden ook modernere werken uit de collectie geconserveerd en gerestaureerd.
Vanaf de jaren zestig ontstonden in het restauratievak veel nieuwe ontwikkelingen die mijn moeder nauwlettend bijhield. Zo werd voor het bedoeken de bedoektafel geïntroduceerd. In 1971 ben ik op het atelier als leerling-restaurator begonnen. Uitgebreide documentatie werd steeds belangrijker gevonden en mijn eerste taak werd het vastleggen van iedere restauratie. Het aandeel documentatie van Nettie Luitwieler in het archief bij het RKD is relatief klein, omdat veel van de documentatie over de schilderijen in de collectie van Museum Boijmans Van Beuningen uit haar restauratieperiode in het museum is ondergebracht.