Ger Luijten (1956-2022)

in-memoriam-header

Wie Ger ooit heeft mogen ontmoeten, is dat hoogstwaarschijnlijk niet vergeten. Er zijn weinig collega’s die je met zoveel bevlogenheid, kennis, kunde en scherp oog voor veelbetekenend detail mee kunnen nemen in de materialiteit van de beeldende kunsten.

Druk pratend, ook met zijn handen, je even aantikkend om je aandacht op bijvoorbeeld een arcering of een verfstreek te vestigen, ondertussen refererend aan vele andere werken in een oeuvre of aan andere kunstenaars of een gehele cultuurperiode, daarbij ook regelmatig analogieën makend met meer recente songs van vooral Amerikaanse singer-songwriters alsook de dichtkunst, nam hij je als het ware stiekem mee naar het atelier van een kunstenaar om over de schouder mee te kijken naar de wijze waarop die de omringende realiteit tot kunst aan het bewerken was.

Zijn bewegelijke, prettige meanderende kunstbeschouwingen vertrouwde hij gelukkig ook veelvuldig toe aan het meer geduldige papier: zijn lijst met publicaties is indrukwekkend, zowel qua omvang, reikwijdte als diepgang. In entries, waarin hij zich volledig op één werk kon concentreren, toonde hij zijn unieke kenner- en meesterschap. Gers entries zijn in de regel glinsterende pareltjes, die je als lezer aanzetten om zelf opnieuw en met andere ogen te gaan kijken.

Ger ontwikkelde zijn unieke, scherpe oog voor detail en zijn diepgewortelde interesse in en kennis van de ‘hand van de kunstenaar’ tijdens zijn opleiding tot tekenleraar in de late jaren 1970. Wie ooit een schrijven van Ger heeft mogen ontvangen, herinnert zijn unieke, tekenachtige handschrift. In een interview in Kunstschrift uit 2019 wijst Ger op het belang van zijn eerste leermeester, die hem stimuleerde om zelf veel te gaan zien, heel veel te gaan zien. Vanaf dat moment nam zijn niet te stuiten Reiselust zijn aanvang, een Reiselust die op 19 december jongstleden abrupt ten einde kwam. Tijdens zijn studie Kunstgeschiedenis in Utrecht reed hij in zijn Volkswagen Kever met enkele mede-studenten stad en land af om collecties en tentoonstellingen te bezoeken, op de terugweg de plaatsing van de tentoongestelde werken memoriserend.

Direct daaropvolgend bezocht hij als onderzoeker in korte tijd tientallen prentenkabinetten voor The New Hollstein series, de belangrijke reeks naslagwerken op het gebied van de oude prentkunst. In deze jaren vergaarde hij zijn enorme kennis van objecten uit vele tijdvakken en de geschiedenis van het verzamelen, en kon hij bouwen aan een indrukwekkend, internationaal netwerk. Dat alles vormde de basis voor zijn eerste conservatorschap in het toenmalige prentenkabinet van Museum Boijmans Van Beuningen, waar hij ook in staat werd gesteld om zelf voor openbare collecties te gaan verzamelen.

Dat Ger sindsdien op nagenoeg vorstelijke schaal verzamelde – achtereenvolgens voor Museum Boiijmans Van Beuningen, voor het Rijksprentenkabinet in Amsterdam en voor de Fondation Custodia – is een understatement. Vaak wist hij via het aanboren van aanvullende fondsen en/of ingenieuze aankoopconstructies toch dat ene, unieke kunstwerk te verwerven dat niet in de aan hem toevertrouwde collectie mocht ontbreken. Bij de jaarlijkse Salon du Dessin, de Art Print Fair of TEFAF kon de goede verstaander weten welke werken hij, voorafgaand aan de officiële opening, had weten te reserveren.

In 2010 volgde zijn benoeming tot directeur van de Fondation Custodia in Parijs, het levenswerk van het echtpaar Frits en To Lugt-Klever. In hun geest voortbouwend blijkt de Fondation nu de kroon op zijn werk te zijn. Ger nam het Hôtel Turgot en het aanpalende, laat-negentiende-eeuwse appartementsgebouw van kelder tot zolder onder handen, onder veel meer resulterend in state-of-the-art depots, een bibliotheek en studiezalen, een digitaliseringsstraat ten behoeve van de online ontsluiting van de collectie, en in uitnodigende tentoonstellingsruimtes. Met smaak en – wederom – oog voor detail liet hij de voor het publiek toegankelijke ruimten van het Hôtel restaureren, waarbij hij vanzelfsprekend zelf de kleurstellingen van wanden en lambriseringen koos en toepasselijk meubilair en objecten selecteerde, aankocht en plaatste. Het Hôtel is daarmee een hernieuwd Gesammtkunstwerk geworden: Ger liet niet na om je, bijvoorbeeld, te wijzen op de plaatsing van een kunstwerk in relatie tot een ander kunstobject, dat op zijn beurt weer een visuele ‘dialoog’ aanging met een ander, enzovoort.Als onbetwist leidsman zette hij, samen met zijn betrokken team en met ondersteuning van het bestuur van de Fondation, de deuren van deze vermaarde collectie, die decennialang voornamelijk in kleinere (kenners)kring bekendheid genoot, als ‘huis van kunst op papier’ wijd open voor een breder publiek. Want, zo was zijn overtuiging: “Kunst is er voor iedereen. Zie wat zij mij heeft gebracht.”

Wie denkt dat Ger door al deze werkzaamheden geen tijd meer over had voor het verzamelen voor ‘zijn’ collectie, voor het samenstellen en/of meewerken aan internationale exposities, voor reizen, of voor zijn talrijke, publieke functies als bestuurs- en redactielid heeft het mis. Voor Ger vormde het limiterende gegeven dat een etmaal slechts 24 uur telt, geen onoverkomelijke belemmering. Aldus wist hij, tussen alle (bouw)bedrijven door – en dat gedurende de pandemie met opeenvolgende lockdowns, die voor hem als fervent reiziger, geboren verbinder en groot liefhebber van kunst, muziek en literatuur een buitengewoon ingrijpende tijd moet zijn geweest – de collectie van de Fondation te verrijken met honderden objecten.

Een van de nieuwe verzamelgebieden die hij aanboorde, was die van de (negentiende-eeuwse) olieverfschets, waarvoor de nalatenschap van eerdere directeur Carlos van Hasselt de aanzet gaf. Terugkijkend kwamen in deze schetsen Gers kunsthistorische interesses en persoonlijke drijfveren samen: werken op intiem formaat, veelal op papier, die een uitsnede van een werkelijkheid weergeven tijdens het ‘maakproces’. In deze ‘impromptus’ moet Ger de inval en het toeval, het vastleggen van eerste ideeën met nog weinig zicht op een uitgewerkt schilderij hebben gewaardeerd, dat wil zeggen de visuele en materiële uitdagingen van een nog zoekende kunstenaar, die en plein air zijn technieken probeert in te zetten.

Wie ooit dit bijeengebrachte ensemble van olieverfschetsen in het trappenhuis van het Hôtel Turgot heeft mogen aanschouwen, of Gers recente tentoonstelling True to Nature heeft kunnen bezoeken, zal het belang van de olieverfschets in het maakproces van een kunstenaar en daarmee de wonderlijke conceptie van een kunstwerk niet vergeten. Zoals Ger ooit liet optekenen, dient een tentoonstelling juist dat maak- (en denk)proces te verduidelijken om ons, beschouwers, aan te kunnen zetten tot Reiselust en zelf nieuwe, visuele ontdekkingen te kunnen doen en met andere ogen te gaan kijken. Ger heeft dat als geen ander gedaan, ook voor jongste generaties.

Bevlogenheid. Aanstekelijk enthousiasme. Kennis. Kunde. Kennerschap. Tomeloze energie. Het zijn slechts enkele, nauwelijks toereikende epitheta voor een man die het leven omarmde en daar via de beeldende kunsten, muziek en literatuur mede vorm aan gaf. Ger was bovendien een fijne collega en een buitengewoon warme persoonlijkheid, die je immer gastvrij ontving om je vervolgens op een nieuwe, inspirerende reis door ‘zijn’ collectie mee te nemen.

Ger wordt nu al node gemist: door zijn familie en intimi, door zijn directe collega’s en het bestuur van de Fondation Custodia, door zijn collega’s wereldwijd. En door de collega’s van het RKD, het instituut dat hij in zijn hoedanigheid als lid van de Raad van Toezicht sinds 2010, een groot en warm hart toedroeg en waarvoor hij tot het allerlaatste moment als onvermoeibaar ambassadeur optrad.       

Chris Stolwijk
Algemeen directeur RKD