Brievenarchief E.E. Bouwman

Recentelijk ontving het RKD een collectie brieven van de kunstverzamelaar ir. E.E. Bouwman (1900-1991). Dit brievenarchief beslaat de periode tussen 1930 en 1955, en is rijk aan interessante correspondentie. Bouwman had in deze periode namelijk contact met kunstenaars als Bart van der Leck en Charley Toorop, waardoor het RKD met deze schenking nu een aantal eerder onbekende brieven van deze kunstenaars in de collectie heeft.
Leidse fabriekseigenaar
E.E. Bouwman bouwde het gros van zijn kunstverzameling op rond de Tweede Wereldoorlog: in de jaren dertig, veertig en vijftig van de vorige eeuw. Dit was een welvarende tijd voor Bouwman, die in deze periode eigenaar was van een Leidse fabriek waar machines werden ontwikkeld voor de textielindustrie. In Leiden mengde hij zich in een welgesteld en intellectueel milieu, dat beeldende kunst en literatuur hoog in het vaandel had staan. In deze kringen was het gebruikelijk om cursussen te volgen ter culturele verrijking, iets waar Bouwman kort voor het uitbreken van de oorlog ook mee was begonnen. Hij volgde deze cursussen bij Wim Feltkamp, neef en opvolger van ‘kunstpaus’ H.P. Bremmer. Zowel Bremmer als Feltkamp traden ook op als adviseur en bemiddelaar bij kunstaankopen, waarbij ze beiden een duidelijke voorkeur hadden voor bepaalde kunstenaars die binnen hun visie pasten. Zodoende had hun kunstbeschouwing grote invloed op de collecties van vele kunstminnende en vermogende Nederlanders.
Een Bremmeriaanse kunstverzameling
Onder Feltkamps hoede zou ook de kunstverzameling van Bouwman uitgroeien tot een karakteristiek ‘Bremmeriaanse’ collectie. In de jaren vijftig bestond zijn verzameling uit 75 schilderijen en beeldhouwwerken, met onder andere werk van door Bremmer en Feltkamp geliefde kunstenaars als Bart van der Leck, Charley Toorop, Raoul Martinez en John Rädecker. In het brievenarchief is dan ook correspondentie met deze vier kunstenaars te vinden, die voornamelijk draait om de kunstaankopen die Bouwman bij hen deed. Wim Bouwman, zoon van E.E. Bouwman en tot voor kort eigenaar van de in 2023 gesloten kunsthandel Aalderink in Amsterdam, karakteriseert zijn vader als een goede ingenieur, maar een minder goede zakenman. In zijn enthousiasme zou hij zich door Feltkamp nogal eens hebben laten meeslepen in het doen van aankopen. Dat Bouwman niet de meest gewiekste zakenman was, blijkt ook uit een lening van vijfduizend gulden die hij in 1948 bij Bremmer afsloot, met als onderpand het schilderij Meisje gaat fluitend met een geitje van Bart van der Leck. Toen Bouwman in 1951 de betaalregeling niet kon nakomen, inde Bremmer het werk bij hem, zo blijkt uit een brief uit het Bremmers archief.

2. Brief van E.E. Bouwman aan Charley Toorop, 16 december 1942, collectie RKD, Brievenarchief E.E. Bouwman
Charley Toorops tragiek van de oorlog
De enthousiaste bevlogenheid waarmee Bouwman kunstwerken aankocht komt terug in de manier waarop hij met kunstenaars correspondeert. Ook is zijn interesse in bepaalde specifieke voorstellingen terug te lezen. Een bijzonder voorbeeld hiervan is de aankoop die Bouwman tijdens de oorlog deed van twee schilderijen van Charley Toorop, Clown voor ruïnes van Rotterdam (1940-1941) en Arbeidersvrouw (1943). Beide werken tonen de ruïnes van Rotterdam in zwart-wit, met op de voorgrond respectievelijk een clown en vrouw met de handen gevouwen. Toorop beschouwde ze als elkaars tegenhanger, bedoeld om de tragiek en absurditeit van de oorlog uit te dragen. Het was deze politieke lading die Bouwman zo aan lijkt te spreken, gezien zijn reactie aan Toorop na het zien van het werk met de clown in 1942: ‘We hadden er wel eens vaker over gesproken, dat we maar niet begrijpen dat er geen kunstenaars waren, die de tragiek van deze tijd in beeld brachten; en ziedaar: een voorstelling zoals we niet hadden kunnen dromen, zo aangrijpend en mooi en krachtig geschilderd, dat mijn bewondering niet in woorden is te brengen.’ Bouwman kocht het werk nog dezelfde dag aan, ondanks dat de kunsthandel die het werk in bezit had, Nieuwenhuizen Segaar in Den Haag, het eigenlijk tot na de oorlog in opslag wilde houden.

4. Charley Toorop, Arbeidersvrouw, 1943, olieverf op doek, Stedelijk Museum Amsterdam
De dakloze clown
De tragiek van deze clown bleef echter niet behouden tot het doek. De persoon die model stond voor Toorop was namelijk de Rotterdamse clown Bimbo, die tijdens het bombardement al zijn bezittingen was verloren. Om zichzelf van onderdak te voorzien, poseerde de oude clown tijdens de oorlog voor verschillende kunstenaars, waar hij dan kon logeren. Zo maakte ook Rädecker twee tekeningen van de clown, waar Bouwman interesse in had getoond maar uiteindelijk niet kon aankopen. Wel had hij Rudolf Bremmers krijttekening van Bimbo in zijn bezit. Bouwman was zelf ook kort in contact met Bimbo, en in het brievenarchief zitten zes briefkaarten van de clown. Deze worden gekarakteriseerd door een klaagzang over de staat van de maatschappij, waarmee Toorops tragische voorstelling van de clown niet ver af lijkt te staan van de realiteit. Het schilderij Clown voor ruïnes van Rotterdam bevindt zich tegenwoordig in de collectie van het Kröller-Müller Museum.

Het brievenarchief van E.E. Bouwman vormt een waardevolle aanvulling op de collectie van het RKD, waar al de archieven van W.C. Feltkamp, H.P. Bremmer, Bart van der Leck en de familie Toorop bewaard worden. Dit archief verrijkt niet alleen de bestaande collectie, maar opent ook nieuwe mogelijkheden voor onderzoek naar deze relatief onbekende kunstverzamelaar en zijn netwerk.