Til Brugman
In de collectie van het RKD bevindt zich een mooie uitgave van de klankgedichten van Til Brugman (1888-1958). De bundel 5 klankgedichten werd in 1981 postuum uitgegeven en in een oplage van 97 exemplaren gedrukt. Tijdens haar leven was het Til Brugman niet gelukt om haar klankgedichten te publiceren. Ze is niet zo zeer bekend geworden door haar literaire werk, maar door de rol die zij heeft gespeeld in het leven van andere bekende kunstenaars.
5 klankgedichten
Geïnspireerd door de kunstenaars om haar heen schreef Til Brugman tussen 1917 en 1922 meerdere klankgedichten, waarbij de klank, het ritme en de vorm van groter belang waren dan de inhoud. Haar gedichten zijn gebaseerd op De Stijl-principes en vertonen overeenkomsten met de 'letterklankbeelden' van I.K. Bonset, het alter e
go van Theo van Doesburg. Brugmans klankgedicht R werd in 1923 door Van Doesburg gepubliceerd in De Stijl met als toelichting: ‘Er is uitgegaan van het woordmateriaal zelf zonder dat een directe associatie met een waargenomen sujet aanwezig is. […] Het geheel is goed in zijn afgewogenheid en geeft de woordspanning met een minimum materiaal zuiver.’ In 1951 werd het gedicht opgenomen in de De Stijl-tentoonstelling in het Amsterdamse Stedelijk Museum, maar na deze tentoonstelling zijn Brugmans klankgedichten in de vergetelheid geraakt. Tot de uitgave van 5 klankgedichten in 1981. De aandacht die aan deze bundel is besteed, zou de schrijfster goed gedaan hebben. De uitgave werd met de hand gezet en het omslag werd in twee kleuren op de handpers gedrukt op Zaansch Bord, papier gemaakt van oud lompen.
Correspondentie
Schrijfster Til Brugman verdiende in eerste instantie de kost als handelscorrespondente. Later gaf ze privélessen in verschillende vreemde talen. Ze was een echt talenwonder en beheerste naast de gangbare talen ook Russisch, Japans en meerdere Scandinavische talen. In 1908 leerde ze op dansles in Amsterdam Piet Mondriaan kennen en raakte met hem bevriend. Via Mondriaan kwam ze in contact met andere kunstenaars van De Stijl en ze leverde hand- en spandiensten voor het tijdschrift, zoals het bijhouden van de ledenadministratie. Daarnaast organiseerde ze tentoonstellingen en bemiddelde ze bij de verkoop van kunstwerken van onder anderen Mondriaan, El Lissitzky, Kurt Schwitters en Hans Arp.
Brugman was misschien als kunstenares minder belangrijk voor De Stijl dan ze zelf had gehoopt, maar ze had wel een verbindende rol. Haar enthousiasme voor moderne kunst bracht haar in contact met bekende kunstenaars, wat blijkt uit de uitgebreide (internationale) correspondentie die ze onderhield. Deze correspondentie geeft een mooie kijk in de wereld van de avant-garde-kunstenaars, de opkomst van de moderne kunst in Nederland en de wisselwerking met moderne kunststromingen in het buitenland. In haar archief, dat onderdeel is van de RKD collectie, bevindt zich een briefkaart van Nelly van Doesburg uit april 1923 waarin ze schrijft ‘Lieve Til, De heele administratie v. de Stijl hebben we vergeten mee te nemen, gelukkig hebben we het oude boek hier, zodat we alleen de nieuwe abonne’s missen. Zou jij nu s.v.p. nog even een lijstje willen sturen van de door jou opgegevene abonne’s, ook voor Mécano !….. Stuur het dan naar Paris by Mondrian, Rue de Départ 26 Zoo gauw mogelijk !’
Persoonlijke leven
Over het persoonlijke leven van Brugman is ook veel te lezen in haar correspondentie. Ze had een sterke persoonlijkheid, was openhartig over haar lesbische geaardheid en had het hart op de tong; dat werd niet door iedereen gewaardeerd. Ze verhuisde in 1917 naar Den Haag waar ze ging samenwonen met de zangeres Sienna Masthoff. In hun interieur hingen en stonden werken van bevriende kunstenaars zoals Mondriaan, Schwitters en Lissitzky. In 1923 gaf Brugman zowel Theo van Doesburg als de Hongaarse kunstenaar Vilmos Huszár opdracht een ontwerp te maken voor de inrichting van een kamer in haar huis. De muziekkamer van Sienna werd door Huszár getransformeerd tot een modernistische kamer met kleurvlakken op de muur en het traditionele meubilair werd vervangen door meubels van Gerrit Rietveld. Op de foto is te zien dat Brugman geen puriste was, ze gaf het interieur een praktische en persoonlijke touch. Twee kussentjes maakten de witte Rietveld stoel wat geriefelijker en een vaas met bloemen op een gehaakt kleedje sierde het eveneens door hem ontworpen bijzettafeltje. Rechts geniet Ninn, de kat van Hannah Höch, van het felle zonlicht.
In 1926 leerde Til Brugman via Kurt Schwitters de Duitse dadaïste Hannah Höch kennen. Beiden maakten deel uit van de experimentele internationale avant-garde en hadden nauwe contacten met kunstenaars van De Stijl en Dada. Ze kregen een relatie en leefden ruim negen jaar samen, eerst in Nederland en vanaf 1929 in Berlijn. Onder haar invloed begon Brugman met het schrijven van grotesken, een geliefd literaire genre in het dadaïsme. Deze korte absurdistische verhalen waren zowel realistisch als fantastisch, grappig en ernstig tegelijkertijd. In 1936 gingen Til Brugman en Hannah Höch uit elkaar.
In 1939 keerde Brugman terug naar Nederland, samen met haar nieuwe vriendin Hans Mertineit-Schnabel. Ze vonden een appartement in de Amsterdamse Rivierenbuurt, maar moesten daar tijdens de Duitse bezetting vertrekken omdat ze hulp boden aan Joden en verzetsmensen. Zij doken onder in Breukelerveen. Vanaf 1948 woonden ze in Reeuwijk waar ze leefden van de karige inkomsten van Brugmans publicaties en vertalingen. In de jaren vijftig bracht ze enkele novellen, romans en kinderboeken uit. Ze schreef in de loop der jaren meer dan 300 grotesken die grotendeels ongepubliceerd bleven. In 1952 ontving ze de Marianne Philipsprijs voor haar gehele oeuvre. Uit geldgebrek werd ze in de jaren vijftig genoodzaakt een groot deel van haar kunstcollectie met werken van Mondriaan, Schwitters en Lissitzky te verkopen. Na een bewogen en eigenzinnig leven overleed ze in 1958 op 69-jarige leeftijd.