Drie nieuwe Mondriaanbrieven ontdekt
Tijdens haar stage bij het RKD deed Jitske Lamain onderzoek naar de Nederlandse kunstenaarsverenigingen waarvan Piet Mondriaan tussen 1892 en 1919 lid was. Ze deed dit in het kader van het Mondriaan Editieproject. Haar onderzoek resulteerde onder meer in de ontdekking van drie tot nog toe onbekende brieven van Mondriaan. Het betreft twee brieven aan de Utrechtse kunstenaarsvereniging Kunstliefde en een sollicitatiebrief van Mondriaan voor een functie van tekenleraar in Enschede.
Een sollicitatie in Enschede
In augustus 1898 verzocht Mondriaan de burgemeester van Amsterdam om een Verklaring Omtrent het Gedrag, die hij nodig had voor een sollicitatie in Enschede naar een stedelijke betrekking. Op basis van deze brief is eerder geconcludeerd dat Mondriaan in Twente solliciteerde naar een positie als tekenleraar. Om dit verder uit te zoeken deed Jitske onderzoek in het Stadsarchief Enschede, waar ze op de daadwerkelijke sollicitatiebrief van Mondriaan stuitte. Uit de brief bleek dat Mondriaan naar twee tijdelijke functies solliciteerde, maar uiteindelijk om onbekende redenen werd afgewezen. Over de brief publiceerde Jitske eerder een blogpost op www.mondrianpapers.org.
Kunstbeschouwingen bij Kunstliefde
In maart 1892, enkele jaren voor zijn sollicitatie in Enschede, werd Mondriaan lid van de Utrechtse kunstenaarsvereniging Kunstliefde. Het was de eerste vereniging waarvan Mondriaan lid werd, zelfs nog voordat hij in september 1892 zou beginnen met zijn studie aan de Rijksakademie voor Beeldende Kunsten in Amsterdam. Jitske ontdekte in het archief van Kunstliefde, dat wordt bewaard in Het Utrechts Archief, twee ongedateerde brieven van Mondriaan. Deze waren opvallend genoeg niet geïnventariseerd bij de brieven van leden, maar bij de algemene brieven omtrent de kunstbeschouwingen. Naast de grotere tentoonstellingen organiseerde Kunstliefde jaarlijks in november een kunstbeschouwing bestaand uit het werk van de leden. Uit de ingezonden werken op papier werd een circulerende verkoopportefeuille samengesteld, die werd uitgewisseld met kunstenaarsverenigingen in andere steden. In tegenstelling tot de verschillende ledententoonstellingen van Kunstliefde, zijn deze kunstbeschouwingen niet opgenomen in de tentoonstellingslijst van Piet Mondrian: catalogue raisonné (1998). Tijdens haar onderzoek naar Kunstliefde heeft Jitske op basis van prijslijsten kunnen vaststellen dat Mondriaans werk vanaf 1896 meerdere malen deel uitmaakte van de circulerende portefeuille, te weten in 1896/1897, 1897/1898, 1898/1899 en 1900/1901.
Datering brieven aan Kunstliefde
Zoals gezegd waren beide brieven in principe ongedateerd. Dat wil zeggen dat Mondriaan ze niet heeft voorzien van een datum. Op basis van andere aanwijzingen konden de brieven echter toch, tot op de dag nauwkeurig zelfs, worden gedateerd. De handtekening inclusief adres op de eerste brief komt overeen met een brief uit oktober 1893 aan Sebastiaan de Ranitz, secretaris van Koningin Regentes Emma. Bovenaan de brief is in een andere hand en met potlood het jaartal 1893 genoteerd. Ervan uitgaande dat het jaartal klopt moet de brief zijn geschreven op de dag van de enige kunstbeschouwing van dat jaar, die plaatsvond op dinsdag 28 november 1893 om 19:30 uur. Dit wordt bevestigd doordat Mondriaan schrijft over de expositie 'van avond' en vraagt of de tekeningen nog voor de 'portefeuille' kunnen dienen. Bij de tweede brief stuurde Mondriaan een getekende kwitantie mee. Deze kwitantie, die eveneens is overgeleverd, is voorzien van deze dagtekening 11 februari 1897. Daarmee kan ook de brief worden gedateerd op die dag.
Jitske Lamain studeert Kunstgeschiedenis: moderne en hedendaagse kunst (MA) aan de Universiteit Utrecht en was van februari 2023 tot en met juni 2023 stagiaire bij het RKD, waar ze werd begeleid door Wietse Coppes. Ze deed dit in het kader van het Mondriaan Editieproject en werkte aan het onderzoek voor de annotaties van enkele van de circa 300 brieven die eind 2023 gepubliceerd zullen worden op www.mondrianpapers.org.